afb.
De woonomstandigheden van de Bossche arbeiders waren tot in het begin van de twintigste eeuw ronduit slecht. Volkswijken waren overbevolkt, door de woningnood konden woekerprijzen gevraagd worden voor krotwoningen. Met de hygiëne was het ronduit erbarmelijk gesteld. Rond de eeuwwisseling ging de rijksoverheid zich actiever bemoeien met de bevordering van de volkswoningbouw. Een en ander leidde tot de Woningwet van 1901. Particulieren en gemeenten konden op basis van deze wet een bijdrage van de rijksoverheid vragen in de bouwkosten van arbeiderswoningen. Gemeenten waren echter niet verplicht zich (intensief) met de volkshuisvesting bezig te houden. In 's-Hertogenbosch was bovendien binnen de stadswallen een groot tekort aan bouwgrond. De gemeente zou moeten uitwijken naar terreinen die buiten de oude stadsmuren lagen. Om die geschikt te krijgen voor bebouwing, zouden die eerst meters opgehoogd dienen te worden, en dat kostte handenvol geld. Daardoor werden er in de periode 1901 tot en met de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918) slechts 350 arbeiderswoningen door de gemeente gerealiseerd. Rond 1912 kwam er een koerswijziging in het Bossche gemeentelijk denken tot stand. De Dienst Gemeentewerken kreeg opdracht een plan voor een toekomstige stadsuitbreiding op te stellen. Het plan hield het ophogen en bebouwen in van 'De Muntel', ook het bouwterrein 'De Bossche Pad' was al in het bestek ingetekend. Maar pas eind 1917 werd het zogeheten 'Muntelplan' daadwerkelijk uitgevoerd. Dit ontwerp omvatte de wijken De Muntel, De Bossche Pad en in een latere fase werd het gebied Hinthamerpoort eraan toegevoegd. De bedoeling was om goedkope woningen te plaatsen voor arbeidersgezinnen. Stedenbouwkundig ging het om dichtbebouwde wooncomplexen, met een zeer sobere groenvoorziening. Tegelijk zou begonnen kunnen worden met de hoognoodzakelijke sanering van de verkrotte binnenstad. De bebouwing van de wijken De Bossche Pad (Eikendonk) en Hinthamerpoort zou de weerslag vormen van het gemeentelijk beid om de woningnood aan te pakken. De in de twintiger jaren van de vorige eeuw tot stand gekomen woningbouw was de eerste inspanning van de gemeente op het gebied van de sociale volkshuisvesting. Door de wijze van bebouwing (hoofdzakelijk betonwoningen) is de ontwikkeling van beide wijken nauw met elkaar verbonden. In april 1921 waren de opgehoogde De Muntel, De Bossche Pad en Hinthamerpoort bouwrijp, de ophogingen hadden het ontstaan van de IJzeren Vrouw tot gevolg. Er kon eindelijk gebouwd worden. | 5 |
De wijk De Bossche Pad wordt ook wel woonwijk Eikendonk genoemd. Het woongebied wordt in het noorden begrensd door de straat De Bossche Pad, in het oosten door de Lambooybrug, in het zuiden door de Maastrichtseweg en in het westen door de Oostwal. De wijk Eikendonk is onderdeel van de eerste stadsuitbreiding aan de noordoostkant van de historische binnenstad, tezamen met de Hinthamerpoort en de Indische Buurt. De langgerekte, driehoekige vorm van Eikendom is het resultaat van de reservering voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart langs de straat De Bossche Pad, met aansluiting op stadsrivier de Aa. Deze geplande omlegging werd echter nooit gerealiseerd. Het uitbreidingsplan 'Bossche Pad' voorzag met name in arbeiderswoningbouw, waarbij - vanwege de lagere kosten - gekozen werd voor experimentele bouwsystemen in beton. Tussen 1921 en 1923 werd er gebouwd. De eenvoudige betonhuizen waren afwisselend eengezinswoningen of beneden- en bovenwoningen, ze werden gebouwd volgens twee systemen. De firma Bredero hanteerde het Duitse Olbertz-Sparbausysteem (de woningen met de hellende daken). De huizen met de platte daken werden geplaatst volgens het zelfontwikkelde Isolasysteem van de firma Stulemeyer. De stadsuitbreiding was een combinatie van gemeentelijke bouwpolitiek en werkvoorziening. De Bossche wethouder Manis Krijgsman heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Hij schakelde werkloze sigarenmakers in bij de productie van de grote betonstenen. In 1920 werd er aan de Veemarktweg, op de toenmalige gemeentewerf ten westen van de oude spoorweghaven, een zogeheten Noodschool opgericht. Hier werden enkele tientallen, voornamelijk werkloze sigarenmakers omgeschoold tot 'bouwvakker'. Met dit beleid van aanpak van de woningnood, gekoppeld aan de bestrijding van de werkeloosheid, was 's-Hertogenbosch een voorloper in Nederland. Na de eerste oplevering, bleek het moeilijk de huizen te verhuren aan de doelgroep. De huren lagen te hoog voor de krotbewoners uit de binnenstad. Daarom werd een aantal woningen verhuurd aan ambtenaren. Later zijn de panden voorzien van stucwerk of baksteen. Na 1924 zijn de resterende bouwblokken op traditionele wijze gebouwd, veelal met pandsgewijze bebouwing in de particuliere sector. Eind jaren zeventig kwam er stadsvernieuwing in de Eikendonk. Het complex aan de westkant werd gesloopt en vervangen door nieuwbouw aan de Oostwal. Eind 2009 waren al veel Eikendonkers naar elders verhuisd, in afwachting van de sloop van 165 verouderde woningen voor de nieuwbouw van 142 huizen, gestart half augustus 2011. De eerste nieuwbouwwoningen zijn inmiddels opgeleverd. | 5 |
Door de langgerekte, driehoekige hoofdvorm met een centrale ruimte, het Eikendonkplein, heeft de woonwijk Eikendonk (De Bossche Pad) een sterke, ruimtelijke identiteit. De driehoek wordt gevormd door de historische lijnen van de Maastrichtseweg en De Bossche Pad. Tussen beide randen liggen korte, smalle dwarsstraten. De bebouwing uit de twintiger jaren van de vorige eeuw bestond en bestaat nog deels uit eengezinswoningen en een stapeling van boven- en benedenwoningen. Er is vooral complexgewijs gebouwd, toch werd Eikendonk niet als een architectonische eenheid ontworpen. De wijk Eikendonk heeft overwegend een woonfunctie. De oorspronkelijke bebouwing bestond uit 308 woningen, voor het merendeel in bezit van woningcorporatie BrabantWonen, waaronder de relatief nieuwe huizen aan de Oostwal. Aan de Maastrichtseweg zijn nog een architectenbureau, autoherstelbedrijf, automaterialenhandel en een café gevestigd. Het complex woningen aan de Maastrichtseweg 34 t/m 57, Eindstraat 2 t/m 16 en De Bossche Pad 49 t/m 74 is eind 2008 aangewezen als gemeentelijk monument. Toen de Oostwal werd verlegd, was er geen plek meer voor drie straten: Kleine Hekel, Heinemanstraat en Verbekestraat. Begin jaren tachtig zijn deze straten gesloopt. De Commissie voor het Geven van Straatnamen had voor de Kleine Hekel eigenlijk de naam Loonstraat bedacht. Een en ander als eerbetoon aan de werkloze, tot bouwvakker omgeschoolde sigarenmakers die met het maken van de betonstenen hun loon konden verdienen. De leden van de gemeenteraad vonden die naam echter helemaal niks, zoals ze de meeste namen die waren bedacht voor Eikendonk, niets vonden. Het werd aanvankelijk Kortenstraat, maar kort daarna op 28 februari 1921 kwam het raadsbesluit: Kleine Hekel. De naam verwees naar de waterpoort (een hekel) waar stadsrivier De Aa in vroegere tijden in uitkwam. De door de commissie voorgestelde Arbeidstraat werd omgedoopt in Heinemanstraat. Het grote orgel in de Sint Jan werd door F.G. Heineman in de periode 1784 - 1787 gerestaureerd en vernieuwd. De Middenstraat, die de Kleine Hekel met de Heinemanstraat verbond, werd herdoopt in Verbekestraat. Paulus Verbeke was de eerste organist in de Sint Jan, na de teruggave in 1810 aan de katholieken door Napoleon Bonaparte. Naast organist was Verbeke ook handelaar in piano's, kerkorgels en kerkelijk meubilair. Omstreeks 1804 kwam hij naar 's-Hertogenbosch als militair muzikant. Zijn opvolger als organist in de Sint Jan werd in 1839 Pieter Jan van Paeschen, waarnaar de Van Paeschenstraat is vernoemd. | 5 |